Opzeggingstermijnen
Opzeggingstermijn
1. Opzegging van de arbeidsovereenkomst geschiedt tegen het einde van de maand, tenzij anders overeengekomen.
2. De werkgever neemt bij opzegging de volgende opzeggingstermijn in acht:
a. Ten minste één maand als de arbeidsovereenkomst 12 maanden of korter heeft geduurd;
b. Ten minste één maand als de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt;
c. Ten minste twee maanden als de arbeidsovereenkomst langer dan twaalf maanden doch korter dan 5 jaar heeft geduurd;
d. Ten minste drie maanden als de arbeidsovereenkomst 5 jaar of langer heeft geduurd.
3. Vervallen
4. De werknemer neemt bij ontslag de volgende opzeggingstermijnen in acht:
a. ten minste één maand als de arbeidsovereenkomst korter dan 12 maanden heeft geduurd;
b. ten minste twee maanden als de arbeidsovereenkomst 12 maanden of langer heeft geduurd.
5. Met wederzijds goedvinden kan van de in het tweede, derde en vierde lid genoemde termijnen worden afgeweken.